BLOG

Wat zit er in een wereldburger?

Een inkijkje in een andere cultuur, dat wilde ik met De boom met de bittere bladeren geven. Niet voor niets had ik gekozen voor een Rwandese hoofdpersoon. In mijn zoektocht naar de verbinding daarvan met scholen, stuitte ik op ‘wereldburgerschap.’ Een prachtig woord, maar wat zit er eigenlijk in een wereldburger?

Om wereldburgerschap te kunnen plaatsen, moet je eerst iets weten over burgerschap. Sinds 2006 is burgerschap een wettelijke taak in het onderwijs. Het doel daarvan is het ontwikkelen van leerlingen tot democratische burgers. Alleen over de ingrediënten van een democratische burger verschillen de meningen.

Een felle discussie heeft geleid tot verandering: de invulling van burgerschap is aangepast. Na de zomervakantie gaat deze van kracht. De nieuwe democratische burger heeft in totaal elf ingrediënten zoals vrijheid & gelijkheid, digitaal samenleven en duurzaamheid.

Een rijk gevulde burger, dat zeker. Maar kan je er nog wel een hap uit nemen? Het risico dat je je kaak ontwricht of je verslikt, is niet denkbeeldig. En als deze burger al zoveel laagjes heeft, hoe zit het dan met de wereldburger? Want wereldburgerschap gaat nog een stap verder.

‘Met wereldburgerschap help je kinderen om te beseffen dat ze verbonden zijn met de rest van de wereld en dat ze er een actieve rol in kunnen spelen,’ schrijft Nuffic[1]. Als Nederlandse organisatie voor internationalisering in het onderwijs, is zij hierin een belangrijke speler.

Ook Fawaka ondernemersschool richt zich op wereldburgerschap. Zij benadrukt de expliciete aandacht voor inclusie, uitsluiting en wereldperspectieven. Belangrijk als aanvulling, vindt ze, want het onderwijs kent op dit moment een sterke focus op Westerse perspectieven en referentiekaders.

Bij Fawaka heeft een wereldburger tien ingrediënten[2] zoals diversiteit & inclusie, ongelijkheid & solidariteit en mensenrechten. Ook niet gering. Hoe kunnen jongeren deze allemaal zonder kaak- of slikproblemen innemen?

Het antwoord is eenvoudig: lees een boek dat je een inkijkje geeft in een andere cultuur. De boom met de bittere bladeren bijvoorbeeld, raakt aan maar liefst acht van de tien ingrediënten uit de Fawaka wereldburger[3]. Een verrassend hoge score.

Hoewel, verrassend… Verhalen hebben de kracht om meerdere lagen tegelijk aan te boren. Zo wordt een wereldburger ineens heel goed verteerbaar.


[1] https://www.nuffic.nl/onderwerpen/wereldburgerschap/wereldburgerschap-op-school

[2] https://www.fawakaondernemersschool.nl/nieuws/van-burgerschap-naar-wereldburgerschap-in-het-onderwijs/

[3] En acht van de elf ingrediënten uit de democratische burger.

Vulkaanuitbarsting

‘We zijn bang dat de Nyiragongo gaat uitbarsten’ appt Aimée zaterdagavond. En niet veel later. ‘Hij is uitgebarsten! Wij zullen niet slapen. Op dit moment vloeit de lava alleen in Congo, maar we weten niet of dit zo blijft.’

De Nyiragongo is een van de gevaarlijkste en meest actieve vulkanen ter wereld. Hij ligt vlakbij de grote, dichtbevolkte stad Goma. Aan de andere kant van de grens in Rwanda ligt het stadje Gisenyi. En daar is Aimée.

De laatste keer dat deze vulkaan uitbarstte, was in 2002. Terwijl Aimée een doorwaakte nacht heeft, bedenk ik dat dit terugkomt in De boom met de bittere bladeren. Ik pak het boek erbij en lees over Maridadi’s bezoek aan Goma:

Terwijl we de onverharde weg opreden begon de landrover te schudden. Lavastenen. Ze lagen overal, op de weg, in de berm, tussen de huizen.

‘Wat zijn dat voor stenen?’ vroeg Puck.

Ik wilde haar antwoorden, maar Jacques was me voor. ‘Dat, mijn beste Paulien is de lava van onze vulkaan de Nyiragongo. Hij is 3470 meter hoog en ligt volledig in het nationaal park Virunga. Zes jaar geleden is hij voor het laatst uitgebarsten. Kun je je voorstellen hoe ongelofelijk spectaculair dat was?’

Spectaculair? Ik zag voor me hoe de gloeiende lavastromen Goma hadden overspoeld. De gigantische rookwolken, de zinderende hitte, de stroom vluchtelingen die in paniek onze kant op kwam. Zo heet als de hel moest het daar zijn geweest.[1]

Maridadi had gelijk: dit was bepaald geen vuurwerkshow. Destijds verloren 250 Congolezen hun leven en 120.000 hun huis. Ook nu slaan veel Congolezen in paniek op de vlucht. De meeste lopen in de richting van de Rwandese grens.

Op zondagmorgen appt Aimée dat er Congolese vluchtelingen in Gisenyi zijn aangekomen. Ze zijn opgevangen in het voetbalstadion, schrijft ze. In een persbericht[2] lees ik dat het om ongeveer 3500 mensen gaat.

En Aimée meldt nog iets anders: aardbevingen. Wanneer ik zondagmiddag met haar videobel, kan ik het live zien gebeuren. ‘Daar heb je er weer één!’ roept ze angstig. Een huis verderop is ingestort en er is brand ontstaan.

Binnen slapen durft Aimée niet meer. ‘Wij hebben onze matrassen buiten gelegd,’ appt ze die avond. Een vuile lucht waait hun kant uit. Het ruikt naar de verbrande botten van koeien en geiten.

Gelukkig heeft de gloeiende lava Gisenyi niet bereikt. En ook het dichtbevolkte Goma is gespaard gebleven. Wel zijn een aantal dorpen en buitenwijken van Goma getroffen.

De lavastromen zijn gestopt, maar de aardbevingen nog niet. Het is inderdaad gevaarlijk leven op de rand van deze vulkaan.


[1] Pagina 37.

[2] https://www.reuters.com/business/environment/volcano-eastern-congo-erupts-lava-expected-goma-says-volcanologist-2021-05-22/

Vrijheid is een werkwoord

Bevrijdingsdag: de vlag mag uit!  Vandaag zijn we 76 jaar vrij. Maar wat betekent vrijheid eigenlijk? Dat vult iedereen op zijn eigen manier in, leer ik van Daan Rovers, Denker des Vaderlands.

Vrijheid is: ‘jezelf kunnen zijn,’ ‘je eigen keuzes kunnen maken,’ en ‘vrij om te doen en te zeggen wat je wilt’. En voor de bijna-pubers van Rovers betekent het: ‘met rust gelaten worden.[1]

Maar hoe we het ook inkleuren, twee dingen gelden volgens Rovers voor ons allemaal in Nederland. Vrijheid is niet onbegrensd (het mag nooit ten koste gaan van de vrijheid van anderen), en aan vrijheid moet je blijven werken.

Waarom juist deze twee voorwaarden belangrijk zijn, merk je pas als ze in het gedrang komen. Een goed voorbeeld daarvan vindt je in de roman De boom met de bittere bladeren van uitgeverij Lemniscaat. Dit verhaal speelt in Rwanda veertien jaar na de genocide (1994).

De roman beschrijft de aanloop naar deze genocide. De krant en radio zaaiden haat tegen de Tutsi’s. Op pagina 106 staat: “In het café luisterden we naar de Radio van de Duizend Heuvels. Ze zonden steeds hetzelfde deuntje uit. Kom vrienden, doe mee met het feest: de kakkerlakken worden uitgeroeid.

Wat mij hierin het meeste raakt, is dat woord ‘kakkerlak.’ Door iemand zo te noemen, zie je hem niet meer als mens. Hij verandert hij in een doelwit dat vertrapt en vernietigt moet worden.

In dit voorbeeld worden beide basisvoorwaarden van Rovers geschonden. Want de vrijheid van de Hutu’s gaat ten koste van de vrijheid van de Tutsi’s, en er wordt geen actie ondernomen om dit recht te zetten.[2]

De kracht van haatmedia mag je niet onderschatten. In het uiterste geval draagt het bij aan een genocide. In Rwanda zijn in 1994 binnen honderd dagen ongeveer één miljoen mensen vermoord. Tutsi’s, maar ook veel gematigde Hutu’s die het niet eens waren met wat er gebeurde.

Maar haatmedia vind je niet alleen in het Rwanda van de vorige eeuw. Ook bij ons worden op social media tegenwoordig veel haatberichten gepost. Vaak op de persoon gericht, maar soms ook op een specifieke groep. Romans als De boom met de bittere bladeren houden ons een spiegel voor. Pas op: dit kan afschuwelijke gevolgen hebben!

Vrijheid is daarom vooral een werkwoord. De vrijheid die we vandaag vieren, moeten we elke dag opnieuw beschermen.

Wil je meewerken aan de vrijheid? Kies dan een vraag of stelling op https://rutherica.com/voor-scholen/ en ga aan de slag!

[1] https://www.4en5mei.nl/archieven/inspiratie/2065

[2] Dus aan het behoud van vrijheid wordt niet meer gewerkt.

Hoe vrij zijn we in 2021?

Als je Nederlanders vraagt wat ze hun belangrijkste waarde vinden, noemen ze het woord ‘vrijheid’ het vaakst. Aldus Daan Rovers, Denker des Vaderlands[1]. Dit jaar onderzoekt ze voor het Nationaal Comité 4 en 5 mei het fundament van onze vrijheid[2].

speltje 4 en 5 mei

Het thema dit jaar is: Waar staan we nu? Hoe vrij zijn we in 2021? Vragen die in eerste instantie alleen over Nederland lijken te gaan. Maar Nederland is geen eiland, blijkt ook uit de coronacrisis. De vrijheid die wij hier ervaren, staat niet los van de (on)vrijheid buiten onze grenzen.

Neem Rwanda veertien jaar na de genocide. De setting van De boom met de bittere bladeren. Wat betekent vrijheid in dit verhaal? Over de oorlog wordt soms gefluisterd als De Gebeurtenissen, maar vaker nog wordt erover gezwegen. ‘Vráág daar niet naar,’ zegt het personage Rosa (p. 53), ‘je moet het verleden laten rusten.’

Er zijn taboes, dingen die je niet hardop mag zeggen. En de groepen die elkaar naar het leven stonden, zijn na de genocide afgeschaft. Als je die namen hardop uitspreekt, riskeer je een gevangenisstraf. De hoofdpersoon Maridadi stuit regelmatig op dit soort gevoeligheden. Zeker als ze wil weten wat er tijdens de genocide met haar moeder is gebeurd.

Memorial Nyanza kicukiro

‘Bij alle genocides hoort verhullend taalgebruik,’ schrijft historicus Raymund Schütz in zijn recensie over De boom met de bittere bladeren[3]. ‘De deportaties van Joden naar de vernietigingskampen geschiedde onder het mom van ‘tewerkstelling’. De Rwandese genocide wordt in de volksmond verhullend betiteld als De Gebeurtenissen.’  

Schütz was de eerste die in deze roman de parallel zag met vergelijkbare traumatische gebeurtenissen in andere tijden en op andere plaatsen, maar zeker niet de laatste. Meerdere lezers die de in Nederland zijn opgegroeid na de Tweede Wereldoorlog, herkenden elementen uit het verhaal van Maridadi. Zwijgen en verhullen gebeurden destijds ook hier.

Wat dat betreft houdt De boom met de bittere bladeren ons een spiegel voor. Waar staan we nu? Hoe vrij zijn we in 2021? Het verhaal bevat haakjes om hierover in gesprek te gaan. Met deze haakjes heb ik een serie vragen en stellingen gemaakt.

Kies jij er een op http://www.rutherica.com/voor-scholen en doe je mee?

[1] Naar aanleiding van een recente studie van het Sociaal Cultureel Planbureau, 2020.

[2] https://www.4en5mei.nl/archieven/inspiratie/2065

[3] https://historiek.net/de-boom-met-de-bittere-bladeren-ruth-erica/136960/

Roman vanuit Afrikaans perspectief

Hoe inclusief is de Nederlandse jeugdliteratuur en hoe kunnen we vanuit verschillende invalshoeken bijdragen aan diversiteit? Die vragen stonden centraal in het webinar “inclusiviteit in jeugdliteratuur” van Stichting Lezen.

Geboeid keek ik eind vorig jaar naar dit webinar[1]. De hoofdpersoon van De boom met de bittere bladeren is tenslotte een personage van kleur. Sterker nog: alle personages zijn zwart, behalve de witte studente Puck.

Dat gegeven maakt het verhaal een verrijking van de jeugdliteratuur. Dat wil zeggen: als er geen stereotypering in het boek voorkomt. En daar zit precies de uitdaging. Zeker als je – zoals ik – een witte schrijver bent en je kiest voor personages van kleur.

Op 27 januari werd ik hierover bevraagd in het online seminar van SCBWI “Two paths to publishing.[2]” De moderator formuleerde haar vraag heel zorgvuldig:

In de kinderliteratuur wordt veel gesproken over “own voices”, of misschien kan je dit beter omschrijven als “levende ervaring.” Ruth, jij hebt geschreven vanuit het perspectief van een Rwandese tiener. Wat in jouw ervaring maakte jou de juiste persoon om dit boek te schrijven?

Ik kon vier belangrijke dingen opnoemen die me hebben geholpen. Mijn achtergrond als cultureel antropoloog, mijn bezoeken aan Rwanda, mijn decennialange vriendschap met de mensen daar en tenslotte mijn bereidheid om mijn visie (en het manuscript) eindeloos aan te passen.

Op mijn toelichting bij dit schrijftraject, volgde een lichte verbijstering. Lang verhaal kort. Rwanda bezoeken, grondig onderzoek doen, manuscript voorleggen aan experts en cultural readers. Weer Rwanda bezoeken, alles ondersteboven halen. Aanpassen, aanpassen, aanpassen.

Hoe vaak ik het manuscript heb aangepast, kan ik niet zeggen. Maar terugkijkend kan ik drie fases onderscheiden. Op eigen kracht, aan de hand van een vragenlijst[3] van Lemniscaat, en onder begeleiding van hun redactie. Het hele traject van verhaalidee tot boek duurde ongeveer vijf jaar.

Een lange weg, maar wel razend interessant. Zo interessant, dat ik mijn ervaring hierover graag wil delen. Welke obstakels kwam ik tegen? Wat heb ik gedaan om ze te overwinnen?

Dit onderwerp is te omvangrijk voor een blog. Daarom heb ik het gevat in de presentatie: Roman vanuit Afrikaans perspectief. Nieuwsgierig geworden? Stuur dan een mail[4] of boek een (online) bezoek via de Schrijverscentrale[5].

[1] https://youtu.be/9kbb0EtSrHg
[2] Zowel Hollis Kurman als ik hebben recentelijk een boek gepubliceerd. Onze weg naar publicatie stond centraal op dit online event van SCBWI.
[3] Over de Rwandese cultuur, geschiedenis en de belevingswereld van Rwandese tieners.
[4] ruthericaschrijft@gmail.com
[5] https://deschrijverscentrale.nl/auteurs/1519528

De levende doden

Tot vier generaties terug kan Aimée haar Rwandese voorvaders opsommen. Haar vader, grootvader, overgrootvader en betovergrootvader. Dat maakte me nieuwsgierig naar mijn eigen voorouders. Wat weet ik eigenlijk van hen?

Net als in Rwanda, lijkt afstamming bij ons te gaan via de lijn van de vader. Zo krijgen onze kinderen traditioneel hun vaders achternaam. Niet zelden is deze achternaam een verbastering van ‘zoon van…’ Jans-zoon, Pieters-zoon, Klaas-zoon. En onze taal geeft nog een hint: we hebben wel een ‘voorvader’ maar geen ‘voormoeder.’

In tegenstelling tot Aimée, kan ik alleen de namen noemen van mijn voorouders die ik bij leven heb gekend. Dat zijn er niet veel. Zelf de naam van mijn oma die overleed toen ik drie was, moet ik navragen. Het is alsof er een onzichtbare grens bestaat tussen de levenden en de doden.

Dat is in Afrika anders. ‘Volgens mij bestaat een Afrikaanse gemeenschap naast de levenden ook uit de levende doden,’ zegt een collega schrijfster over de voorouders in Mozambique.[1] En over de Rwandese voorouders zegt Aimée: ‘De doden hebben het leven aan de levenden gegeven. Daarom interesseren wij ons voor de doden.’

Die onzichtbare grens voel ik waarschijnlijk niet alleen. Veel mensen in mijn omgeving zijn slechts vertrouwd met hun levende voorouders. Uitzonderingen daarop zijn mensen die hun stamboom uitpluizen, of mensen die in een televisieprogramma kennismaken met hun voorouders.

Wat een stamboom betreft kon ik profiteren van een fanatieke oom. De genealogie die hij maakte van mijn vaders familie gaat terug tot 1711. Daarmee versloeg ik prompt Aimée: tot zo diep in het verleden kon zij haar voorouders niet traceren.

Voor zo’n televisieprogramma over je voorouders ben ik helaas (nog) niet gevraagd, maar ernaar kijken fascineert me wel. Soms raakt iemand bij een verre voorouder ineens ontroerd. Hij lijkt te voelen: dit gaat over mij. Dan verdampt die onzichtbare grens tussen de levenden en de doden.

Stel dat we ons – net als in Afrika – bewust worden van onze voorouders. Wordt de Tweede Wereldoorlog dan de tijd van je ouders, het interbellum de tijd van je grootouders, de Eerste Wereldoorlog de tijd van je overgrootouders?

Als we de levende doden durven toelaten, voelen we dan bij de geschiedenis: dit gaat over mij?

[1] Marijke Teeuw schreef over haar elf jaar in Mozambique het boek: Moisés, kind van Mozambique. Zie: https://www.uitgeverijpepijn.nl/item-386-Mois%C3%A9s

De voorouders

Waarom de voorouders geen rol spelen in De boom met de bittere bladeren. Die vraag van een lezer zette me aan het denken. Ook door de toelichting: in Mozambique zijn de voorouders van wezenlijk belang.

De lezer in kwestie heeft elf jaar in Mozambique lesgegeven. Dat dit inmiddels twintig jaar geleden is, maakt haar ervaring niet minder waardevol. Hoe langer ze in dit Afrikaanse land woonde, hoe meer ze de rol van de voorouders begon te zien.

Mensen brachten kleine offers aan hun voorouders als er iets verkeerd ging in hun leven. Ze dankten hun voorouders voor het nalaten van hun land. En als ze iets te verhapstukken hadden met hun voorouders, raadpleegden ze een traditionele genezer.

Zulke dingen heb ik in Rwanda niet gezien. Hoe zou dat komen? Zijn ze er niet? Heb ik niet goed gekeken? Of had ik daarvoor langer in het land moeten blijven? Om wat licht op de zaak te werpen, raadpleeg ik Aimée.

De voorouders zijn in Rwanda heel belangrijk, zegt Aimée. Iedereen hoort bij een clan[1] via de lijn van zijn vader. Deze clans hebben invloed. Je mag niet met iemand uit je eigen clan trouwen, bijvoorbeeld. En bij een sterfgeval spelen de clanleden een grote rol.

Bovendien hebben de clans totems. Aimées totem is het vogeltje inyamanza, een kwikstaart. Ze vertelt me een mythe over haar totemdier. Voordat iemand van haar clan zijn nieuwe huis betrekt, moet eerst de kwikstaart langskomen. Dat brengt geluk.

Afstamming via je vader is zo belangrijk, dat Aimée haar voorouders van vaderskant tot vier generaties terug kan opsommen. Haar vader, grootvader, overgrootvader en betovergrootvader. Van deze voorouders heeft ze alleen haar vader gekend.

In Rwanda interesseren mensen zich dus niet alleen voor de levenden, maar ook voor de doden. Wat dat betreft lijkt het op Mozambique. Alleen: doen ze dat ook door te offeren, te danken en bij gedoe met hun voorouders traditionele hulp te zoeken?

Die gebruiken zijn bij ons door het christendom verdwenen, zegt Aimée. Het christendom is dominant in Rwanda[2]. Maar bij nader inzien kent ze toch mensen die naar de kerk gaan en ook traditionele goden aanbidden. Die raken volgens haar ‘erg in de war.’

Daar kan ik inkomen: ik raak ook bijna in de war. In elk geval weet ik nu waarom de voorouders niet voorkomen in De boom met de bittere bladeren. Welke invloed ze ook hebben, voor mij zijn ze niet zichtbaar.

Wat dat betreft is de slotzin van het boek veelzeggend: “(…) er zaten nog ontelbare andere geheimen verstopt in de heuvels van mijn land.”

[1] In totaal zijn er twintig clans in Rwanda. Zie: http://kimenyi.com/clans.php
[2] 94% van de Rwandezen is christelijk (57% katholiek en 37% protestant).

Kerst in coronatijd

Kerst wordt dit jaar anders. Zoveel is zeker. Door het coronavirus verliezen traditionele kerstgewoontes hun vanzelfsprekendheid. Dat geldt voor ons, maar net zo goed voor de Rwandezen.

In Rwanda ga je normaal gesproken op kerstavond naar de kerk. Begrijpelijk: het land is voor meer dan 95% christelijk. De rooms-katholieken zijn de grootste groep, op de voet gevolgd door de protestanten.

Het is nu alweer bijna twee jaar gelden dat ik op kerstavond mijn mooiste Afrikaanse kleren aantrok. Door de donkere straten van het grensplaatsje Gisenyi liep ik met Aimée naar de katholieke nachtmis.

Van de dienst in het Kinyarwanda kon ik niet veel verstaan, maar de liederen en dansende meisjes in witte jurkjes spraken een universele taal. Het mooie van zo’n dienst vind ik het open karakter: iedereen is welkom.

Behalve de nachtmis heb ik in Rwanda weinig van kerst gemerkt. Tenminste niet de dingen die wij er allemaal bij halen. Geen kerstbomen, kerstmarkten en kerstversiering (behalve een verdwaalde kerstgorilla). Geen kerstdiner, geen kerstkoor, geen kerstpakket.

En nu gaat in Rwanda de kerstnachtmis misschien niet door. Op dit moment zijn alle feesten en huwelijken afgelast, dus de kans dat de kerkdiensten voor corona moeten wijken, is aanzienlijk.

Net als bij ons eigenlijk. Alleen wij hebben meer middelen om er iets van te maken. Wij kunnen een kerstdienst zonder kerkgangers live streamen, kerstversiering ophangen, een (sober) kerstdiner organiseren, een kerstboom in huis halen.

En onder die kerstboom, waarom niet: De boom met de bittere bladeren[1]. Een prachtcadeau, al zeg ik het zelf. Want met de aankoop steun je de Rwandese organisatie Pax Rwanda[2]. En wat is er fijner tijdens deze stille kerstdagen dan wegduiken in een aangrijpend verhaal dat zich afspeelt in een warm land?

Kerst wordt dit jaar anders. Maar misschien nog steeds wel mooi.

[1] Online te bestellen via de lokale boekhandel of bij grote webshops zoals libris.nl
[2] http://PaxRwanda.com

The Tree with Bitter Leaves

Twee keer per jaar maakt Lemniscaat een Engelstalige brochure The Best of The Best. Daarin prijkt hun aanbod voor buitenlandse uitgevers. Deze herfst val ik in de prijzen, want De boom met de bittere bladeren zit erbij!

The Tree with Bitter Leaves heet mijn boek in de aanbiedingsfolder.[1] Deze is qua vormgeving vergelijkbaar met haar Nederlandstalige zusje. Alleen het eerste hoofdstuk is in het Engels opvraagbaar.

‘Normaal gesproken gaan we hiermee naar internationale boekenbeurzen zoals Bologna en Frankfurt,’ vertelt Robin, Rechtenmedewerker bij Lemniscaat. ‘Maar door corona zijn die afgelast. Alles gaat nu digitaal.’

Dat betekent zoomsessies met aankopend redacteuren van andere uitgevers, en met agenten. ‘Minder mensen dan op de beurs,’ zegt Robin, ‘maar de gesprekken gaan wel dieper.’ 

De mensen die hij spreekt, speuren naar nieuwe boeken. Meestal selecteren ze op leeftijdsgroep. Vooral prentenboeken zijn gewild. Dat begrijp ik wel. Beeldtaal is internationaal, en de tekst heeft weinig woorden.

Het is inderdaad de vertaling die het meest kost, bevestigt Robin mijn vermoeden. Als een uitgever de rechten van een boek opkoopt, moet hij de vertaling voor zijn rekening nemen. Vaak zijn daar subsidies voor, zoals het Letterenfonds in Nederland.

Daarbij kan de inkopend uitgever ook de titel aanpassen, en de cover. Het boek moet aantrekkelijk zijn voor hun eigen lezerspubliek. ‘Niet elk boek is cultureel overdraagbaar,’ zegt Robin als we het over de keuze van buitenlandse uitgevers hebben.

Gelukkig is De boom met de bittere bladeren dat wel. In elk land kunnen ze het verhaal van Maridadi lezen, want het onderwerp is herkenbaar voor iedereen. Een ander pluspunt is dat waarschijnlijk geen andere Young Adult schrijver zich zo grondig in de Rwandese cultuur en geschiedenis heeft verdiept.

Maar dat The Tree with Bitter Leaves werkelijkheid wordt, is volgens Robin allerminst vanzelfsprekend. De Angelsaksische landen hebben zoveel intern aanbod, dat ze zeer beperkt boeken aankopen vanuit het buitenland. Meer kans bieden Duitsland, Frankrijk, Italië en Zweden.

Der Baum met den bitteren Blättern wordt het dan. Of: l’Arbre aux feuilles amères. Of: l’Albero dale foglie amare. Of misschien wel: Trädet med de bittra bladen. 

Ik zou bij elke taal een gat in de lucht springen, maar als ik mag kiezen, ga ik voor l’Arbre aux feuilles amères. In het Frans wordt het verhaal namelijk ook toegankelijk voor Rwandezen.

 [1] https://lemniscaatrights.com/wp-content/uploads/2020/10/Lemniscaat-Rights-Fall-2020-catalogue-Website.pdf

Spotify playlist

Of ik een Spotify playlist wilde maken, vroeg mijn uitgever een tijdje geleden. Een lijst met songs die me hadden geïnspireerd bij het schrijven van De boom met de bittere bladeren. Een leuke vraag, vond ik. Alleen: had ik die?

Het eerste wat bij me opkwam, was paradoxaal genoeg “stilte”. Ik had de stilte opgezocht om De boom met de bittere bladeren te kunnen schrijven. ‘De stilte van de doden,’ zegt het personage Paula ergens in het verhaal.

Van vrienden hoorde ik over een stiltelied. John Cage schreef het nummer 4’33”[1]. Een pianist gaat naar de piano en raakt 4 minuten en 33 seconden geen toets aan. Maar dit nummer stond helaas niet op Spotify.

Daarna dacht ik aan Brucy Melody. Tijdens mijn laatste bezoek aan Rwanda was ik naar zijn optreden gegaan. Een deinende massa in het donker, de meisjes die elk nummer konden meezingen… Dit had me geïnspireerd bij een anekdote. En Bruce Melody stond wèl op Spotify.

Maar er moesten meer Rwandese artiesten zijn. Welke muziek vind jij mooi, appte ik aan een paar jongeren in Rwanda. Dat maakte heel wat los. Urban Boys, Ama G The Black, King James, Queen Cha… Ik zocht op Spotify en leefde op.

Kigali Love; een lied over de hoofdstad. Nyabagongo, over de rivier die dwars door Rwanda stroomt. The Farmer, over de boeren in de heuvels. Bijna alles gezongen in de eigen taal. Vooral bij King James hoorde ik hoe melodieus het Kinyarwanda klinkt.

Ik maakte een selectie en vulde die aan met The Good Ones, een band die muziek maakt als genezingsproces na de genocide. En natuurlijk mochten de Batwa met hun specifieke dansmuziek niet ontbreken. Ook zij spelen een rol in mijn boek.

De playlist van De boom met de bittere bladeren kan je vinden via deze[2] link. Bij mij staat hij nu op nummer één. Het is muziek waarin de veerkracht van Rwandezen doorklinkt. Opwekkende nummers die me inspireren tot méér.

[1] https://nl.wikipedia.org/wiki/4%2733%22
[2] https://open.spotify.com/playlist/7beVZsvhoAL2drUxKtbFr5?si=mByCIQD_Q_eug7ZqmGevpg

Het boek verschijnt

Mijn nichtje van vier heeft een bijzonder gave. Als er bijvoorbeeld ergens een trui rondslingert, weet zij steevast van wie die is. En als de stoelen worden verplaatst voor een feestje, kan zij ze exact op hun vaste plek terugzetten.

Ze houdt de dingen om haar heen dus goed in de gaten. De zichtbare, maar ook de onzichtbare. Zo hadden we het in mijn familie pas over mijn boek in wording. Een bekend onderwerp voor haar, want daar ben ik al mee bezig zolang zij leeft.

Even daarvoor had mijn broer Jim laten vallen dat hij het boek online had besteld. Maar toen mijn moeder zei dat ze het bij de boekhandel ging kopen, begon mijn nichtje te protesteren. Dat kon niet! Jim zou het boek toch al krijgen?

Het duurde even voordat het kwartje viel. Mijn nichtje dacht dat er maar één exemplaar van mijn boek zou worden gemaakt! Eigenlijk heel logisch, aangezien we het steeds hadden gehad over ‘het boek van Ruth.’

Zo goed mogelijk heb ik haar uitgelegd dat er niet één, maar heel veel exemplaren van mijn boek zouden worden gedrukt. Dat die allemaal tegelijk zouden worden gemaakt, en dan in verschillende winkels zouden komen te liggen.

Een wonder, als je er goed over nadenkt. Toen ik door de corona geen boekpresentatie kon houden, heb ik dit gegeven aangegrepen. Ik heb overal rondgevraagd naar foto’s van De boom met de bittere bladeren in de lokale boekhandel.

De foto’s stroomden binnen. ‘Het boek verschijnt,’ werd zo letterlijk in beeld gebracht. Prachtig voor mezelf én voor mijn nichtje. Als ze wat ouder is, kunnen we samen lachen om de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van ‘het boek.’

Tip: de fotocollage staat op: https://rutherica.com/het-boek-verschijnt/

Een groot rondje boekhandels

De verschijningsdatum van mijn boek komt steeds dichterbij. Straks ligt het in de boekhandels. Tenminste, als ze het hebben besteld. Hoe werkt zoiets eigenlijk? Nieuwsgierig maak ik een rondje boekwinkels door Nederland.

Ik begin in mijn eigen woonplaats. Gewapend met mijn sneak preview stap ik de eerste boekwinkel in. Of ze De boom met de bittere bladeren hebben besteld, informeer ik beleefd. Ik vertel dat ik in Leiden woon, en graag mensen naar hen wil doorverwijzen.

Besteld hebben ze het nog niet, maar dat blijkt geen probleem. ‘Het is van Lemniscaat, dus dat valt te regelen,’ zegt de betreffende medewerker. Lemniscaat lijkt een toverwoord, want ook de tweede en derde boekwinkel doen gelijk een bestelling.

Wat extra aanspreekt, is dat ik uit Leiden kom. Dat merk ik ook in de openbare bibliotheek. De medewerker daar is razend enthousiast als ik vertel dat ik het boek deels bij hen heb geschreven. ‘Stáát dat ergens?’ vraagt ze. En als ik ontkennend antwoord: ‘jammer, dat zou nog leuker zijn geweest.’

Aangemoedigd door deze positieve reacties, steek ik mijn licht op in andere steden. Amsterdam, Amersfoort, Utrecht, Arnhem, Nijmegen, Zutphen, Cuijk. Soms ben ik op bezoek in die stad, andere keren maak ik een tussenstop op doorreis.

Het is steeds een feest om zo’n boekwinkel binnen te stappen. Ze zien er kleurrijk uit, met gezellige hoekjes en plekken om te lezen. Ik maak een verkennend rondje, snuffel in de Young Adult kast, en benader een medewerker.

Als ik het tref, heb ik naast informatie een goed gesprek. ‘Wat leuk: een Néderlandse schrijver!’ roept een medewerker in Amersfoort. In Utrecht blijkt de medewerker ook culturele antropologie te hebben gestudeerd, en in Amsterdam heb ik een interessante uitwisseling over de inhoud.

‘Wil je komen voorlezen?’ ‘Doe je aan schoolbezoeken?’ Wil je komen signeren?’ wordt me een paar keer gevraagd. Niet dat alles te realiseren is in coronatijd, maar de gretigheid van de vragen doet me goed.

Na afloop maak ik een overzicht van mijn bevindingen. Acht boekhandels hadden mijn boek al besteld,[1] elf hebben het aangeschaft als gevolg van mijn komst, en nog eens vijf overwegen het te bestellen.

Zo werkt het dus. Lemniscaat is een goede sleutel tot de lokale boekhandel, maar soms moet je die sleutel nog even omdraaien.

[1] Meestal omdat ze altijd alle boeken van Lemniscaat bestellen.

Bij de drukker (2)

Met de cover in mijn hand sta ik bij drukkerij Wilco. ‘Kom,’ zegt mijn gids. Hij laveert tussen de ratelende machines en stapels papier door. Op een dribbelpasje loop ik achter hem aan. Ik dacht dat we klaar waren, maar nu begint het pas.

De medewerker Productie van Lemniscaat is hier duidelijk kind aan huis. Links en rechts groet hij mensen, geeft corona-proof elleboogstoten. Een paar keer staat hij stil en maakt een praatje.

‘Hoeveel mensen werken hier eigenlijk?’ informeer ik. ‘Ongeveer 450,’ antwoordt hij. ‘Zoveel?’ vraag ik verbijsterd. Hij knikt. ‘Het totaal van de drie filialen,[1] inclusief de mensen van transport.’

Dat deze drukkerij geen kleintje is, zie ik ook aan de boeken. Een stapel covers van Grand hotel Europa,[2] een taalboek van Paulien Cornelisse, en De zeven zussen van Lucinda Riley. Het lijkt alsof de hele wereld hier zijn drukwerk laat doen.

Wanneer mijn gids tussen de stapels een prentenboek van Lemniscaat ontdekt, slaakt hij een vreugdekreet. ‘Hier was ik vorige week mee bezig!’ Hij bekijkt het drukwerk kritisch en loopt door.

Verderop stuitten we op Thea Beckman en Sjoerd Kuyper. Sommige boeken van Lemniscaat worden eindeloos herdrukt. Het maakt me blij dat deze boeken er niet alleen prachtig uitzien, maar ook nog steeds worden gelezen.

En dan komt de verrassing. Op een gladde tafel ligt een plattegrond van Rwanda. Daarachter zie ik hetzelfde beeld in viervoud op een computerscherm. Dit komt voorin mijn boek! Ik wist niet dat de plattegrond ook vandaag zou worden gedrukt.

Ik bekijk de print. Het gebruikte papier is gebroken wit en grofkorrelig. ‘Dat komt omdat er geen chemicaliën in zitten,’ legt mijn gids uit. ‘De inkt moet hier intrekken. Er wordt maïzena tussen de bladen gestrooid, zodat ze niet aan elkaar plakken.’

Het effect is anders dan de cover. Ook mooi, maar mat. In de hoeken zitten minuscule streepjes waar het papier moet worden gesneden. Ik maak wat foto’s en krijg een exemplaar. Weer een stukje boek om aan te raken.

Als straks ook het binnenwerk klaar is, kan het binden van De boom met de bittere bladeren beginnen. De exacte datum weet mijn gids niet, maar hij laat me graag zien hoe zoiets werkt.

We maken een rondgang langs de betreffende machines. Sommigen maken zo’n herrie dat de medewerker ernaast oordopjes in heeft. De techniek gaat me boven de pet, maar de basis lijkt eenvoudig: hier wordt het drukwerk gesneden en gesorteerd.

Bij een ingenieuze machine met klossen garen zal de rug van mijn boek worden genaaid. Geboeid bekijk ik hoe een rijtje naalden horizontale steekbewegingen maakt. De maximum capaciteit hier is ongeveer 3000 boeken per uur[3]. Daardoor is het totale productieproces van een boek niet zo snel.

Wanneer we even later op het kantoor aan de koffie zitten, voelt de stilte weldadig. ‘Het is de kunst om een boek zo te maken dat het mooi èn betaalbaar is,’ zegt de medewerker Productie. De uitdaging van zijn vak in een notendop.

[1] Amersfoort, Zutphen en Meppel.
[2] Van Ilja Leonard Pfeiffer.
[3] Afhankelijk van het aantal katernen.

Bij de drukker (1)

“WILCO, BOEKEN EN TIJDSCHRIFTEN,” staat er boven de ingang. Ik ben in Amersfoort op een industrieterrein. Normaal gesproken komt Lemniscaat hier alleen voor de eerste druk van een prentenboek. Maar als de auteur dat wil, maken ze graag een uitzondering.

De medewerker Productie van Lemniscaat vangt me op bij de voordeur. Ik ben razend nieuwsgierig als hij me de drukkerij in leidt. Na de redactie, bureauredactie en promotie, is nu het drukproces aan de beurt.

We lopen de trap op. Boven zijn diverse kantoorruimtes. Hier worden de orders ontvangen en voorbereid, legt mijn gids uit. Hij is een van de drie vormgevers van Lemniscaat. Naast vormgeving, zijn ze ook verantwoordelijk voor drukwerkinkoop en begeleiding.

Thuis had ik de boeken van Lemniscaat er nog even op nageslagen. Druk & bindwerk, staat er in het colofon. Ik weet inmiddels dat drukwerk bestaat uit het binnenwerk (de tekst), de buitenkant en – zo die er zijn – de illustraties. Bij het binden worden die samengevoegd tot een boek.

Vandaag mag ik het drukken van de cover van mijn boek live meemaken. En dat gaat precies op tijd. Met een dampende kop koffie in mijn hand, haast ik me achter mijn gids aan naar beneden.

We komen in een soort loods. Een aantal ruimtes zijn gevuld met machines die door voornamelijk mannen worden bediend. De machines rammelen, ruisen en ratelen. Daar tussendoor worden ladingen papier op steekkarretjes heen en weer gereden.

Mijn cover is al in de maak. Ik zie hem op een gladde tafel liggen en op een groot computerscherm. De machine ernaast braakt onophoudelijk nieuwe exemplaren uit. Een medewerker vist er telkens eentje uit. Als die niet goed is, kan hij de machine bijstellen.

Boven het lawaai uit geeft hij uitleg. Er zijn vier basiskleuren: geel, rood, blauw en zwart.[1] Daarmee kan je alle kleuren mengen. Mijn cover wordt gedrukt op hagelwit papier. Er zit een chemische stof in waardoor het gaat glanzen.

Het drukken gaat razendsnel. Deze machine haalt wel 20.000 afdrukken per uur, zegt de medewerker trots. Nu maken ze prints voor mijn stofomslag[2] en hardcover. Wanneer hij zijn vinger over de cover haalt, loopt de kleur uit. De verf was blijkbaar nog nat.

Hij kiest een mooi exemplaar uit de stapel en geeft die aan mij. Als een trofee houd ik hem vast. Voor het eerst kan ik De boom met de bittere bladeren aanraken. Zo dicht ben ik nog nooit bij mijn boek geweest.

[1] Ze noemen dit bij de drukker: yellow, magenta, cyaan en black.
[2] Dit is de papieren omslag van het boek. Op de binnenflappen staat iets over de schrijver en een leesfragment.

Promotie

Als je een boek hebt geschreven, wil je natuurlijk dat het wordt gelezen. En het kan pas worden gelezen, als het wordt gekocht. Het boek moet worden gepromoot. Een nieuwe fase voor De boom met de bittere bladeren.

Ik prijs me gelukkig dat ik een goede uitgever heb gevonden. De naam Lemniscaat staat voor kwaliteit. Bovendien doet de uitgever van alles om het boek onder de aandacht te brengen. Via hun standaardkanalen zoals aanbiedingsfolder en de website, maar ook op andere manieren.

Zo is mijn boek opgenomen in Lemniscaat laat de geschiedenis leven. In het kader van de Kinderboekenweek[1] maakt Lemniscaat lessuggesties bij twintig historische jeugdboeken. Scholen kunnen deze titels tegen een gereduceerd tarief aanschaffen, en krijgen het lessugestiesboek cadeau. Of ze kunnen een specifiek boek aanschaffen en naar de website surfen. De lessuggesties bij De boom met de bittere bladeren staan er nu al op[2].

Lemniscaat heeft ook een prachtig voorpublicatieboekje met het eerste hoofdstuk uit mijn boek gemaakt, en een bijpassende boekenlegger. Bij het ontwikkelen van deze materialen had ik nauwelijks een rol. Maar bij het filmpje[3], de Spotify-list, de Q & A over de schrijfster werd mijn input wel gevraagd.

Enthousiast stortte ik me op deze nieuwe materie. Ik ben geen geboren verkoper, maar overtuigd van dit verhaal ben ik wél. De drive om dit boek te schrijven, is ook de drive om het te helpen verkopen. Waar nodig met hulp van buitenaf. Het filmpje bijvoorbeeld, is gemaakt door twee filmmakers uit mijn netwerk[4].

En dan is er de zoektocht naar ambassadeurs. Lemniscaat stelt een flink aantal recensie-exemplaren voor mensen of organisaties die het boek online of offline onder de aandacht willen brengen. Of ik mensen weet die deze rol kunnen vervullen.

Ik doorloop mijn leven in omgekeerde volgorde. Netwerk van schrijvers, ontwikkelingssamenwerking, studie Culturele Antropologie, middelbare school. Overal zitten aanknopingspunten, want elke fase heeft bijgedragen aan het schrijven van dit verhaal.

In België geeft Koen Peeters[5] me een lijst met contacten. BV staat er achter twee van hen. ‘Belgische Vrouw’, vul ik in. Maar als ik het voor de zekerheid navraag, blijkt het Bekende Vlaming te zijn. Jullie hebben in Nederland toch ook BN’ers? schrijft Peeters.

Nu krijg ik de smaak te pakken. Input vragen is leuk! Dus weet jij toevallig nog een geschikte ambassadeur? Stuur me dan een mailtje[6]. Misschien win je dan wel een boek met handtekening van de auteur.

[1] 30 september t/m 11 oktober.
[2] https://www.lemniscaat.nl/boeken/de-boom-met-de-bittere-bladeren/
[3] https://www.youtube.com/watch?v=5mBTqJnuYBQ
[4]  http://cinemaffia.nl/
[5] Schrijver van de roman Duizend Heuvels.
[6] ruthericaschrijft@gmail.com

Bureauredactie in actie

‘Dus de redactie is achter de rug?’ vroeg een vriendin laatst. ‘Inhoudelijk is het manuscript wel geredigeerd, maar de bureauredactie moet er nog aan te pas komen,’ legde ik uit. In haar ogen las ik de onuitgesproken vraag. Een bureauredacteur: wat is dat nou weer?

Een bureauredacteur is iemand met vergrootglas. Dat moet haast wel, want mijn bureauredacteur bestudeerde alle 67.599 woorden van mijn manuscript met een hyperfocus. Spelling, stijl, interne logica, consequent taalgebruik, woordkeuze… Niets ontging haar.

Het werd me snel duidelijk dat ik te maken had met een professional. Want terwijl ze zich focuste op details, bleef ze het totaalplaatje zien. Dat was een heel fijne klus, schreef ze toen ze mijn manuscript had geredigeerd. Wat een mooi, bijzonder en aangrijpend verhaal heb je geschreven!

Op het gebied van spelling viel behoorlijk wat te verbeteren. Het al dan niet samenvoegen van woorden, het juist plaatsen van een komma, het verschil tussen niks en niets, wel of geen punt na een uitleg in de verklarende woordenlijst, een citaat midden in een woord onderbreken, of na een volledig woord.

Bij twijfel raadpleegde mijn bureauredacteur de Dikke Van Dale of een taalwebsite.[1] Toen ik de volgende zin voorstelde: ‘de poort zwaaide open’, reageerde ze met: Ja, beter zo! Van Dale geeft bij ‘poort’ het synoniem ‘poortdeur’, dus een poort kan openzwaaien.

Stijlcorrecties waren er vrij weinig. Ook de correcties op het gebied van interne logica vielen mee. Maar de keuzes voor bepaalde woorden bezorgden me hoofdbrekers. Het woord moest kloppen in Rwanda, te begrijpen zijn in het Westen, en mocht in beide contexten niet omstreden zijn.

Neem het woord ‘Batwa’. Vroeger noemden wij hen ‘pygmeeën’, maar die benaming viel af omdat hij nu omstreden is. ‘Batwa’ kon ook niet zonder meer, want de groepen in Rwanda zijn na de genocide afgeschaft. ‘Pottenbakkers’ zou slechts een deel van de lading dekken, en de Rwandese omschrijving ‘mensen die achter zijn in hun ontwikkeling als gevolg van hun geschiedenis,’ klinkt bij ons weer als een dissonant.

Toch hebben we het opgelost. Hoe? Dat mag je zelf ontdekken als het boek verschijnt. Een stille hint: let op de context.

[1]  https://woordenlijst.org/ en https://onzetaal.nl/taaladvies/

Aanbieding online!

Leuk nieuws! De aanbieding van Lemniscaat voor de zomer van 2020 staat online, met daarin De Boom met de Bittere Bladeren.

Je vindt hem hier op de website van Lemniscaat:

https://www.lemniscaat.nl/boeken/de-boom-met-de-bittere-bladeren/

En uitgebreider in de aanbiedingsfolder op pagina 14 en 15. Plus op pagina 21, 24 en 25 als onderdeel van Lemniscaat laat de geschiedenis leven internationaal:

https://issuu.com/lemniscaatuitgeverij/docs/aanbieding_zomer2020_digitaal_def_pages

Ik voel me vereerd dat De Boom met de Bittere Bladeren is opgenomen in een lessuggestieboek van 20 historische jeugdboeken van Lemniscaat, met grote schrijvers zoals Thea Beckman, Jan Terlouw en Evert Hartman, maar ook prachtige hedendaagse schrijvers zoals Simone van der Vlugt en Joyce Pool.

Neem alvast een kijkje, en zeg het voort!

Wat doet een redacteur?

‘Is dat boek nou nog niet af?’ krijgt ik tegenwoordig weleens te horen. ‘Wat duurt dat láááng!’ ‘Nee,’ antwoord ik dan geduldig. ‘Het manuscript moet eerst nog geredigeerd worden.’ Weer zie ik vraagtekens in de ogen van mijn gesprekspartner. Ik had het manuscript toch al zo vaak aangepast. Een redacteur: wat doet die dan?

‘De hele boel omgooien,’ grapte ik tegen mijn tante. Maar in elke grap zit een kern van waarheid. Diep vanbinnen was ik bang dat mijn redacteur mijn met moeite opgebouwde huis grondig zou willen verbouwen.

Gelukkig viel dat mee. Na een zorgvuldige keuring bleef het huis overeind. Alleen het interieur had op sommige plekken een poetsbeurt of aanpassing nodig. Ik kreeg een lijst met vragen en tips.

Daar kon ik mee uit de voeten. Sterker nog: ik had er plezier in! Aangespoord door de – zeer rake – punten op mijn lijst, kwam ik op een idee dat het verhaal nog een extra verdieping gaf.

Ik was zelf verbaasd dat het zo goed werkte. Dat moest te maken hebben met de aanpak van mijn redacteur. ‘Wat doet een redacteur volgens jou?’  vroeg ik langs mijn neus weg bij een bespreking.

‘Een redacteur haalt alle obstakels weg die een ultieme leeservaring in de weg staan,’ zei ze. Dat was precies wat ik hoopte: een inhoudelijk antwoord. Geen woord over het belang van verkoopbaarheid waar ik van collega-schrijvers over had gehoord.

‘Wij verkopen op kwaliteit,’ legde de uitgever uit toen ik daar een opmerking over maakte. Kijk, daar word ik nou blij van. Het duurt misschien even, maar dan staat het verhaal ook als een huis.

We zijn nog altijd samen

Het corona-virus is in Rwanda aangekomen, appt Aimée op 15 maart. Wij hebben ook corona, app ik terug. Dit is onwerkelijk. Voor het eerst in onze twintigjarige vriendschap worden we op hetzelfde moment getroffen door dezelfde ramp.

Bijna hetzelfde moment, moet ik zeggen. Als Rwanda haar eerste corona-patiënt identificeert, heeft Nederland al 959 geïnfecteerde en 12 sterfgevallen. Bijeenkomsten voor meer dan honderd mensen zijn verboden. Social distancing is geïntroduceerd.

Rwanda pakt het meteen drastisch aan. Direct na de eerste infectie sluiten alle scholen en universiteiten. Leerlingen van internaten worden – na een coronatest – naar huis gestuurd. Kerken worden gesloten. Geen feesten meer, geen huwelijken.

Onder deze maatregelen blijven de Rwandezen bijzonder rustig. Bij ons is iedereen gehoorzaam, appt Aimée. We kunnen goed regels respecteren. De discipline – die er in Rwanda met de paplepel is ingegoten – lijkt nu goed van pas te komen.

Maar de schrik slaat Aimée toch om het hart. Vier nieuwe gevallen, meldt ze de dag na de uitbraak. Deze ziekte maakt me bang. In haar gezondheidscentrum traint ze mensen hoe met corona om te gaan. Zelf draagt ze een mondkapje en handschoenen.

Op 21 maart telt Rwanda 17 corona-patiënten. Ik vraag aan Aimée of dat besmettingen zijn of sterfgevallen. In Nederland zijn inmiddels 106 mensen overleden aan corona, bijna drieduizend zijn besmet.

Aouf! Bij jullie is het een catastrofe! schrijft Aimée als ze dit bericht leest. Bij ons tot nu toe geen doden. Weer iets dat we nog niet eerder hebben meegemaakt. Niet in Afrika is de ramp op dit moment het grootst, maar in Europa.

Dat neemt niet weg dat Rwanda de maatregelen worden aanscherpt. Geen motortaxi’s meer, geen bussen. De landsgrenzen worden gesloten. Zoveel mogelijk thuisblijven. Alleen mensen in vitale beroepen mogen nog werken. We zijn hier als in de oorlog, schrijft Aimée.

Wij ook, app ik terug, hoewel ik nog nooit een oorlog heb meegemaakt.[1] Gelukkig werkt de digitale communicatie wel. Wanneer ik Aimée bel, vertelt ze over de kranen met zeep die overal in Rwanda zijn geplaatst. Handen wassen is nu activiteit nummer één.

Als ik ophang, denk ik aan wat Rwandezen zeggen bij een afscheid voor langere tijd. Misschien is dat op deze situatie ook van toepassing. Ondanks – of juist dankzij – de maatregelen die onze bewegingsvrijheid beperken. We zijn nog altijd samen.

[1] Later dacht ik aan de toespraak van minister-president Rutte op 16 maart. Daarin zei hij: ‘Want de maatregelen die hier en elders worden getroffen, zijn ongekend voor landen in vredestijd.’