‘Africa, 60 Years of Independence,’ heette de conferentie van het Afrika Studiecentrum[1]. Deze titel prikkelde mijn nieuwsgierigheid. Hoe is het continent sindsdien veranderd? Als schrijver over Afrika wilde ik dat graag weten.
De folder die ik bij aankomst ontving, gaf al wat inzicht. Sinds 1960 zijn er veel meer mensen bijgekomen, vooral jonge mensen. Hoofdsteden zijn explosief gegroeid, er worden meer hectares bebouwd en het vee is in aantal toegekomen.
Helaas zijn veel landen onstabiel. Ons Ministerie van Buitenlandse Zaken stelt[2] dat alleen in Marokko geen speciale veiligheidsrisico’s zijn. De overige landen krijgen het advies ‘wees voorzichtig, er zijn zekere veiligheidsrisico’s’, tot ‘niet naartoe reizen.’
Toch ging de conferentie niet over deze statistieken. Niet Afrika, maar de studie van Afrika stond centraal. Want de fondsen voor deze studie bevindt zich nog grotendeels in het Westen. Inclusief de opgeleide academici en de keuzes van wat wordt bestudeerd.
Wie mag Afrika onderzoeken, was een terugkerende vraag. Westerse wetenschappers, of Afrikaanse academici? En: Afrikastudies moeten gedekoloniseerd worden! Religie bijvoorbeeld, dient vanuit Afrika te worden bestudeerd.
Het dilemma dat hieraan ten grondslag ligt, lijkt dezelfde als in de schrijverswereld. Gemarginaliseerde groepen / samenlevingen moeten hun eigen verhaal kunnen vertellen. Het wringt als westerse, dominante samenlevingen dat voor hen doen.
Mogen westerse academici dan nooit meer Afrika bestuderen? Een voorzichtig antwoord daarop lijkt in dezelfde richting als de schrijverswereld te worden gezocht. Westerse academici kunnen wel in Afrika onderzoek doen, maar dan op basis van een gelijkwaardige uitwisseling met de mensen die ze bestuderen. En bij dat onderzoek speelt taal een sleutelrol.
60 jaar na de onafhankelijkheid werkt de kolonisatie in Afrika dus nog steeds door. De worsteling daarover is actueler dan ooit. Het laatste woord is hier vast nog niet over gezegd.
Leuk onderwerp en ook belangwekkende in jouw geval.
LikeLike