Zeg je een schrijver (a), dan zeg je lezers (b). Een schrijver zendt en lezers ontvangen. Op die manier speelt de communicatie zich af.
Bedrieglijk eenvoudig lijkt het, maar niets is minder waar. Het is een dun koord waarop de schrijver balanceert. Een trillende ondergrond waarop hij zich van A naar B beweegt. Er hoeft maar iets te gebeuren en hij verliest zijn evenwicht.
Dat gebeurde mij ook. Ik was druk bezig om contact te maken met mijn Young Adult lezers (b). Waar kicken pubers tegenwoordig op? Welke slang spreken ze? Wat houdt ze uit hun slaap? Zo druk, dat ik het contact met mezelf (a) verloor en… BAM! Daar lag ik.
De klap kwam hard aan. Verdoofd bleef ik liggen, tot mijn schrijfcoach Marieke Roozeboom[1] me overeind hielp. Als ze een stuk tekst had gelezen, vroeg ze dingen als: wat bedoel je hiermee? Waarom zegt ze dat? Wat gaat er door haar heen? Zo kwam ik steeds dichter bij het verhaal dat ik wilde vertellen (a).
Hoe cruciaal dat is, begreep ik pas later. Schrijf het boek dat alleen jij kan schrijven, is het beste advies dat Rosemary Wells[2] na haar 125ste boek kan geven. En Annet Schaap zegt over haar prijswinnende boek Lampje[3]: “er wordt erg gelet op verkoopbaarheid (b) en minder op waarheid (a). Ik dacht, dat ga ik nou eens niet doen.”[4]
Dat over verkoopbaarheid heb ik trouwens vaker gehoord. Het lijkt alsof de uitgeversbranche is doorgeslagen naar de kant van de ontvangers (b). Natuurlijk, het publiek is belangrijk. Maar als een schrijver alleen nog maar op hen afstemt, gaat hij bijvoorbeeld een variatie op een bestseller proberen te schrijven. En dan komt er nooit iets nieuws.
Als je authentiek blijft (a) terwijl je feeling hebt met je lezers (b), kunnen er mooie dingen gebeuren. Een acrobatisch kunststukje, inderdaad. Maar wie heeft gezegd dat schrijven makkelijk is?