Soms kom je niet verder. Zit je eindeloos te knutselen aan zinnen. Of krijg je überhaupt geen letter meer op papier. Je wilt zo graag, maar er komt niks uit je handen. Niets dat de moeite waard is, in elk geval.
Dat laatste had ik na het telefoontje van de uitgever[1]. Ik liep een beetje verdwaasd rond. Als iemand naar de voortgang van mijn boek informeerde, werd ik geïrriteerd. Ja, ik ben ermee bezig. Ja, het is een lange weg. Nee, ik heb geen idee of er iets uitkomt. Zucht.
Ik leek wel een computer. Je geeft input, en hij blijft maar draaien. Draai, draai, draai, doet het rondje op je scherm. Als het lang lijkt te duren – en dat vinden we tegenwoordig al snel – ga je je zorgen maken. Is hij vastgelopen? Is hij nog bezig? Wat moet ik dóen?
Gelukkig schijnt het erbij te horen. Bert Reesinck legt uit dat er zoiets bestaat als een schrijversonderbewustzijn[2]. Een lastig, maar uiteindelijk levensreddend mechanisme in de hersenen. Dat onderbewustzijn geeft signalen af. En als een schrijver zo’n signaal opvangt, kan hij maar beter luisteren.
Denk je: ik kán niet meer, stop dan gewoon. Let it be, zoals The Beatles lang geleden al zongen. Weg met het calvinistisch moraal van produceren! Weg met de druk van social media om op alle fronten succesvol te zijn. Legt je pen neer en WACHT.
Nou ja, wacht… Je zinnen verzetten is juist weer goed. Neem een langdurig warm bad, raadt Reesinck aan. Maak een strandwandeling tot zonsondergang. Ga op vakantie. En – zou ik eraan toe willen voegen – kijk weer eens goed naar de mensen om je heen.
Het is een proces, denk ik met de kennis van nu. Je computer draait op volle toeren. Er is niets te zien, maar vanbinnen wordt hard gewerkt. Let op groen licht van je onderbewustzijn.
Uitgedraaid. Done. Je kan weer verder.
Mooi, helder en informatief.
LikeLike